Ken (uw) getallen?(!)
maandag 9 april 2018Om de financiële positie van een instelling goed te monitoren, spelen ratio’s of kengetallen een belangrijke rol. Toezichthoudende organen, zoals het Waarborgfonds voor de zorg of de Onderwijs Inspectie, doen suggesties welke ratio’s daarvoor te gebruiken. Financiers hanteren soms andere ratio’s. Een instelling moet, vinden wij, vooral zelf bepalen welke kengetallen bij de organisatie passen. - Koen Reijnders, Zanders
Om de financiële positie van een instelling goed te monitoren, kunnen ratio’s of kengetallen zeer nuttig zijn. Een belangrijke vraag hierbij is: welke ratio’s gebruik je als instelling? Toezichthoudende organisaties, zoals het WfZ in de zorg of de Onderwijs Inspectie in het onderwijs, doen hierbij suggesties. Daarnaast geeft een beoordeling van financiers van de sectoren een goede indruk. Het is goed te weten waar de markt en soortgelijke partijen naar en dit te monitoren. Het is echter vooral goed ook zelf te kijken waar uw organisatie staat en welke kengetallen daarbij passen.
Current ratio
Opvallend is dat er over de verschillende sectoren ratio’s zijn die in meer of mindere mate terugkomen. De current ratio is hiervan een voorbeeld. De current ratio beoogt weer te geven in hoeverre een instelling aan zijn korte verplichtingen kan voldoen. Ofwel: is er voldoende geld in kas om de crediteuren te betalen? De ratio wordt berekend door de vlottende activa (bezittingen) te delen door de korte passiva (schulden). Het is daarmee een ratio die liquiditeit beoogt te meten. Liquiditeit is uiteraard zeer belangrijk. In de volksmond wordt wel gezegd dat een bedrijf failliet gaat, niet omdat het eigen vermogen (de solvabiliteit) tekort schiet, maar omdat er te weinig geld in kas was. Toch is de vraag of de current ratio wel de juiste ratio is om dit te meten. Er moet daarom voor worden gewaakt om teveel gewicht te geven aan deze ratio, en dan specifiek in sommige sectoren van het publieke domein. Uiteindelijk gaat het om de context van de ratio’s en de samenhang tussen de gebruikte ratio’s.
Kengetallen in het Onderwijs
In het onderwijs is het bijvoorbeeld belangrijk om te weten hoe de verschillende balansposten onder de vlottende activa en passiva zijn opgebouwd. Daarnaast is het belangrijk in welke fase (van de investeringscyclus) de onderwijsinstelling zich bevindt: staat deze aan de vooravond van een grote investeringsopgave, in verband met een campus –vernieuwing, of is deze net achter de rug? Dit bepaalt onder meer in belangrijke mate hoeveel liquide middelen er beschikbaar zijn. In tegenstelling tot bijvoorbeeld bij woningcorporaties zijn er in de onderwijssector geen harde eisen met betrekking tot ratio’s/kengetallen waar men aan moet voldoen. Wel maakt de Inspectie van het Onderwijs gebruik van kengetallen met zogenaamde signaleringswaarden. De belangrijkste daarvan zijn solvabiliteit (minimaal 30%) en rentabiliteit. Hierbij wordt nadrukkelijk vermeld dat het gaat om signaleringswaarden en dat het geen normen zijn. Om de financiële continuïteit van een onderwijsinstelling te bepalen, kijkt de Inspectie (veel) breder dan alleen naar de individuele kengetallen. Zij kijkt ook naar de oorzaak van de kengetallen en naar de samenhang. Met andere woorden: de Inspectie neemt de context mee in haar beoordeling.
Daarnaast zijn er ook relevante ratio’s voor schatkistbankieren. Een onderwijsinstelling met een financieringsbehoefte kan hiervoor, onder bepaalde voorwaarden, lenen bij de schatkist. Een belangrijke voorwaarde is goedkeuring van het ministerie van OCW. OCW kijkt hiertoe ook naar een aantal ratio’s, die gedeeltelijk overlappen met de signaleringswaarden van de Inspectie. Opvallend is echter dat voor schatkistbankieren niet naar het weerstandsvermogen en de rentabiliteit wordt gekeken.
Hoe een financier naar kengetallen kijkt
Ook is opvallend dat er in de sector beperkte aandacht is voor de ratio’s waar reguliere financiers belang aan hechten: de capaciteit die een instelling heeft om vreemd vermogen terug te betalen. De belangrijkste ratio’s voor een financier zijn doorgaans de DSCR en de Net Debt/EBITDA. De eerste geeft aan in hoeverre de instelling in staat is om aan haar rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen. De Net Debt/Ebitda meet hoe groot de netto financiering is ten opzichte van de Ebitda, de vrije kasstroom; met andere woorden, in hoeveel jaar de instelling haar vreemd vermogen kan terugbetalen op basis van die kasstroom. Natuurlijk is de individuele situatie leidend, maar in het algemeen zijn de normen voor deze ratio’s minimaal 1,3 voor de DSCR. De Net Debt/ Ebitda is een relatief nieuwe ratio voor de sector, waarbij nog geen gemiddelde norm is vastgesteld. Wij nemen vooralsnog normen van maximaal 5 à 6 waar (met eventuele uitzonderingen voor specifieke jaren).
De afweging voor een instelling is in hoeverre het gewenst is specifieke kosten te maken om aan bepaalde signaleringswaarden te voldoen, onafhankelijk of die ook vanuit het perspectief van de instelling van toegevoegde waarde zijn. In sommige gevallen weerhoudt een ratio een instelling van het voeren van optimale treasury. Zeker bij het huidige renteklimaat, waarbij rente moet worden betaald aan de bank over forse positieve liquiditeiten, is overliquiditeit als gevolg van lenen kostentechnisch een inefficiënte wijze van het voldoen aan ratio’s.
Lees het volledige artikel op www.zanders.eu.