Rijk: liefst twee keer bezuinigen
vrijdag 14 juli 2017
Door: Andries Kok, VNG
Gemeenten zijn inmiddels twee en een half jaar op streek met hun nieuwe taken in het sociaal domein. Toch is het debat tussen Rijk en gemeenten over de vraag binnen welke (financiële) kaders gemeenten deze taken moeten uitvoeren nog lang niet uitgewoed. Met name voor het departement dat gewend is om te sturen op het zorgstelsel, VWS, blijft het moeilijk om de verantwoordelijkheid los te laten. Het nieuwste hoofdstuk in de discussie betreft de toekomstige groei van de gemeentelijke budgetten. - B&G Bank
Voor gemeenten is de richting duidelijk. De nieuwe taken zijn bij de start met een forse korting overgekomen: er is ruim 1,5 miljard bezuinigd op de jeugdhulp, begeleiding en huishoudelijke hulp samen. Dat hadden gemeenten aan zichzelf te danken: de stelling was immers dat de lokale overheid deze voorzieningen goedkoper kon organiseren.
Maar gemeenten willen wel dat deze lagere startbudgetten de komende jaren gewoon meegroeien met het tempo waarin de zorguitgaven zich zullen ontwikkelen. Met de toenemende vergrijzing zullen de uitgaven van gemeenten in het sociaal domein harder gaan toenemen dan veel andere gemeentelijke uitgaven. Tussen nu en 2040 zal het aandeel 65-plussers toenemen van 19% naar 27% van de bevolking, waarbij het aandeel 75% nog sterker zal toenemen. En net als voor de rest van de langdurige zorg geldt voor de Wmo dat de hoogste kosten gemaakt worden op latere leeftijd. Daar staat tegenover dat het aantal jeugdigen op termijn zal gaan afnemen, maar op dit moment is het nog zo dat gemeenten via de wijkteams veel sneller in aanraking komen met gezinnen die in de problemen zitten. Daarnaast melden jeugdigen zich met steeds complexere problemen.
Los van de eenmalige overdrachtskorting wil VWS het liefst ook besparen door de jaarlijkse groei van de budgetten omlaag te schroeven
VWS houdt de boot echter af. De groei die de AWBZ de afgelopen decennia liet zien wil men liever niet meer zien de komende jaren. Dus los van de eenmalige overdrachtskorting, wil VWS het liefst ook besparen door de jaarlijkse groei van de budgetten omlaag te schroeven. Op het departement is men bereid extra uitgaven die samenhangen met demografische groei te honoreren, maar alle groei erboven wil men liever niet meer zien. Voor de jeugdhulp is dat een aantrekkelijk denkmodel, omdat het aantal jeugdigen afneemt. Voor de Wmo blijft de groei beperkt tot 1,3%. Gemakshalve gaat men echter voorbij aan andere factoren, die samen een groter effect hebben op de groei van de zorguitgaven dan demografie: toenemende welvaart leidt tot een hogere zorgvraag, in de zorg stijgen lonen harder om concurrerend te kunnen blijven met sectoren waar door technologische ontwikkelingen de arbeidsproductiviteit harder stijgt (de zorg blijft mensenwerk), etc. In werkelijkheid ligt de verwachte groei dan ook veel hoger, rond de 3%.
De afgelopen jaren moest het Rijk keer op keer de portemonnee trekken voor kostenstijgingen bovenop de demografie. Maar nu gemeenten deze taken overgedragen hebben gekregen wil VWS er niet meer voor hoeven te betalen. Gemeenten voelen zich aan hun lot overgelaten. Natuurlijk, er is begrip voor dat het Rijk de kostenstijgingen die de AWBZ jaar in jaar uit liet zien wil inperken en dat gemeenten daar een belangrijke rol in hebben te vervullen. Gemeenten willen daar ook zeker hun bijdrage aan leveren. Maar om nu in een keer de geldkraan volledig dicht te draaien en gemeenten voor de kostenstijgingen te laten opdraaien, valt niet goed.
Voor gemeenten voelt dit als een tweede bezuinigingsronde na de korting van 1,5 miljard aan de startstreep
Voor gemeenten voelt dit als een tweede bezuinigingsronde, na de korting van 1,5 miljard aan de startstreep. Gemeenten voelen zich bovendien niet erg serieus genomen als mede-overheid. Een oude reflex speelt VWS hier parten: het departement is gewend om per sector financiële afspraken te maken, die de uitvoerders dwingt om hun uitgaven binnen de perken te houden. Dat is de manier waarop VWS gewend is te sturen op de zorguitgaven. Uiteindelijk is VWS ten slotte financieel verantwoordelijk als de kaders worden overschreden. Dus die reflex wordt nu ook gevolgd bij gemeenten. Met dat verschil dat gemeenten geen uitvoerder zijn, maar een mede-overheid. Sinds 2015 zijn gemeenten financieel eindverantwoordelijk geworden voor eventuele overschrijdingen die zich voordoen. Dat betekent echter wel dat het Rijk gemeenten moet voorzien van voldoende middelen.
Gemeenten hebben voldoende ruimte nodig om op lokaal en regionaal niveau met uitvoerders financiële afspraken te maken die leiden tot een beheersing van de zorguitgaven. Als VWS die ruimte al aan de voorkant afknijpt, gaat alle afwegingsruimte voor de lokale overheid verloren. Het gevaar is dat VWS daarmee en passant het hele idee van decentrale uitvoeringsvrijheid om zeep helpt, terwijl dat nu juist de kurk was waar de decentralisatie in het sociaal domein op dreef.
Wat het dispuut verder compliceert is dat VWS een deel van de groeimiddelen die bestemd waren voor de Wmo in 2018 en 2019 al heeft uitgegeven in 2014, toen het kabinet een zorgakkoord heeft gesloten met enkele oppositiepartijen.
De afgelopen weken is er intensief bestuurlijk overleg geweest tussen VWS en de VNG over de indexering van de Wmo en Jeugdbudgetten 2018. Gemeenten vinden de geboden groeiruimte onvoldoende. Afgesproken is om het CPB een nadere analyse te laten maken naar de factoren die zorgen voor een autonome groei van de zorguitgaven.
De budgetten voor Wmo en jeugd zullen vanaf 2019 opgaan in de algemene uitkering van het gemeentefonds
Dat de discussie op dit moment zo fel wordt gevoerd, hangt samen met het feit dat de budgetten voor Wmo en Jeugd vanaf 2019 zullen opgaan in de Algemene Uitkering van het Gemeentefonds. Dat zal ertoe leiden dat de bestaande trap-op trap-af systemtiek moet worden aangepast om het gemeentefonds ook op de lange termijn voldoende te laten meegroeien met de kostenontwikkeling in het sociaal domein. Die discussie werpt nu al zijn schaduw vooruit.